Vroeger al leerde je dat de uitbreiding van de macht van de stad Rome heel traag
ging, ja zelfs dat de laatste 3 koningen eigenlijk Etrusken waren - wat
betekende dat die machtige Etrusken, die eigenlijk een groot gebied ten noorden
van de Tiber bewoonden, dan ook hun invloed naar de streken ten zuiden van die
rivier hadden uitgebreid.
Ook na het verdrijven van de koningen in 510 v.Chr. waren er nog vele lokale
oorlogen tegen steden en volkeren in de buurt van Rome. De echte uitbreiding van
het gebied rond Rome begon dus pas in de 5de-4de eeuw, en dat vooral na de
inname van de Etruskische stad Veii in 396 v.Chr.
In de loop van de 4de eeuw v.Chr. startte de verovering van het zuiden (met 3
oorlogen tegen de Samnieten (343 - 290 v.Chr.)) en dit moest de Romeinen fataal
in conflict brengen met de Griekse kolonies in Zuid-Italië.
Toen
de belangrijke stad Tarentum hulp vroeg aan Pyrrhus, koning van het
Noord-Griekse Epirus, kwam het tot een
oorlog met Rome. Pyrrhus behaalde twee grote overwinningen op de Romeinen, maar
zijn eigen verliezen waren zo groot dat hij na de tweede "overwinning"
zou gezegd hebben: "Als ik nog één zo'n overwinning zal behalen, ga ik
eraan ten onder". Zo'n overwinning is men trouwens een
"Pyrrhusoverwinning" gaan noemen.
Uiteindelijk overwonnen de Romeinen in de slag bij Beneventum (272 v.Chr.) en
dat betekende ook de definitieve nederlaag voor de Griekse kolonies en dus de
verovering van Zuid-Italië.
In 241 v.Chr. eindigde de 1ste Punische oorlog tegen het machtige Carthago (in Noord-Afrika, het huidige Tunesië) met de verovering van Sicilië, dat de eerste Romeinse provincie werd.
Nog in de 3de eeuw v.Chr. richtte Rome zijn blikken ook naar het noorden: de Etrusken hadden al zware slagen te verduren gehad van de invallende Galliërs (die in 390 v.Chr. zelfs even Rome hadden bezet, zie Les 5, Leestekst 1) en hun steden werden in de 3de eeuw één voor één door Rome ingenomen (laatste steden in 273 en 265 v.Chr.). In 260 v.Chr. was ook de onderwerping van het oude volk van de Umbri een feit.
De verovering van Mediolanum (Milaan) bezegelde de nederlaag van de Gallische
stammen die in Noord-Italië woonden: Gallië Cisalpina (= aan deze kant van de
Alpen) werd de 3de Romeinse provincie (na Sicilië en Sardinië + Corsica). De
verovering van heel Italië was een feit.
Italië in de 4de eeuw v.Chr.
De uitbreiding naar Sicilië had de Romeinen al in
conflict gebracht met het machtige Carthago. Het was dan ook niet te verwonderen
dat de Carthagers wraak wilden nemen en dat gebeurde dan ook in de tweede
Punische oorlog, onder leiding van de beroemde Hannibal (219 - 202 v.Chr.) Onder
zijn leiding staken de Carthaagse troepen via Spanje en Zuid-Frankrijk de Alpen
over (met 42 olifanten!) en behaalden ze 3 verpletterende overwinningen op de
Romeinen. Vooral de slag bij Cannae (216 v.Chr.) kostte de Romeinen veel
verliezen. Hannibal rukte evenwel nooit naar Rome zelf op, maar zwierf jaren in
Italië rond, waarbij de Romeinen een rechtstreeks treffen vermeden. Na
uitputtende jaren staken de Romeinen uiteindelijk zelf naar Afrika over en
versloegen de Carthagers in 202 v.Chr.
In een 3de Punische oorlog versloegen de Romeinen Carthago definitief, en de
stad werd verwoest. Zo werd Africa in 146 v.Chr. een Romeinse provincie. De
nederlaag van Carthago maakte ook de weg vrij voor de geleidelijke verovering
van Hispania (Spanje +Portugal).
Ondertussen was ook het zuiden van Frankrijk in 121 v.Chr. een Romeinse provincie
geworden (Gallia Narbonnensis). Hoewel de Galliërs dus geen echt gevaar meer betekenden voor Rome, begon Iulius
Caesar aan de verdere verovering van Gallia Transalpina (= aan de andere kant van de
Alpen), en dit vooral om zijn eigen positie als politicus in Rome sterker te
maken. Zo werd van 58 tot 52 v.Chr. heel Gallië, tot aan de Rijn, veroverd, en
kwamen in 57 v.Chr. ook onze streken onder Romeins gezag. Later zouden ook
Brittannia en zelfs een deel van Germania (Duitsland) onderworpen worden...
Toen Italië en zeker toen het gebied rond de westelijke Middellandse Zee was
veroverd, had Rome geen echt gevaarlijke vijanden meer. Toch gingen de
veroveringen verder, nu in steeds sneller tempo. In een korte tijdsspanne kwamen
er nieuwe Romeinse provincies bij: Macedonië (Noord-Griekenland) in 148 v.Chr.,
Griekenland zelf in 146, Asia (in het huidige Turkije) in 133, Numidia (Tunesië
en een deel van Algerije) in 105, Creta in 67, Pontus (ook in het huidige Turkije) in 64, Syria in 64, Iudaea (het huidige Israël/Palestina) in
63 en Egypte in 31 v.Chr.
Men kan in deze periode dan ook spreken van een echt Romeins imperialisme, dat
werd veroorzaakt door drie factoren:
- vele senatoren waren grootgrondbezitters en wilden in die nieuwe provincies
nieuwe gronden verkrijgen
- andere rijken zagen in die nieuwe provincies kans om handel te drijven en om nog
meer rijkdom te verwerven
- vele Romeinse politici zagen in roemrijke veroveringen een goed middel om een
populair politicus in Rome te worden - denk maar aan Caesar, maar ook aan zijn
tegenstander Pompeius en vele anderen.
Zoals we hoger al zegden, was het C. Iulius Caesar die in
de eerste eeuw v.Chr. besloot Gallië ten noorden van de Alpen (Gallia
Transalpina) verder te veroveren. Deze verovering sprak ongetwijfeld tot de verbeelding
van vele Romeinen, want de herinnering aan de verwoesting van Rome door de
invallende Galliërs in 390 v.Chr. was nog levendig. Toch betekenden die
Galliërs, zeker na de verovering van Gallia Cisalpina (Noord-Italië) en van
Gallia Narbonnensis (Zuid-Frankrijk) geen echt
gevaar meer.
Caesar evenwel was in een bittere politieke strijd verwikkeld met andere
Romeinse generaals en vooral met Pompeius. Samen met Crassus hadden die twee de
macht onder elkaar verdeeld in 60 v.Chr. - ze werden toen "triumviri" (= driemannen).
Het jaar daarop werd Caesar ook nog consul en in 58 v.Chr. proconsul of
gouverneur - als provincie koos hij Gallia en dit maakte de weg vrij voor het
veroveren van Gallia Transalpina.
Al
in het eerste oorlogsjaar veroverde hij het zuiden en het centrum van het
huidige Frankrijk, tot aan de Seine en de Marne.
In 57 v.Chr. stak Caesar die rivieren over, die toen de zuidgrens van Belgica
vormden: dit gebied strekte zich toen inderdaad uit tussen de Rijn (in het noorden
en oosten) en de Seine en Marne (in het zuiden). Dat betekende dat het
toenmalige Belgica ook een stuk van Nederland, Duitsland en Frankrijk besloeg.
Bekende stammen die onderworpen werden in dit oorlogsjaar waren de Remi (rond de
Franse stad Reims), de Nerviërs (tussen Schelde en Samber), de Atuatuci (de
huidige provincie Namen) en de Eburonen (tussen Maas en Rijn, met o.a. Belgisch
en Nederlands Limburg).
Op het eind van dit tweede oorlogsjaar schrijft Caesar zelf in zijn De Bello Gallico dat "heel Gallië veroverd was".Nochtans moesten sommige stammen nog onderworpen worden en zouden er nog heel wat opstanden uitbreken.
Zo waren er nog de onderwerping van de Morini en Menapii,
die aan de Noordzeekust woonden (einde 3de oorlogsjaar in 56 v.Chr.) en de opstand van de Eburonen onder de
leiding van de legendarische Ambiorix (5de oorlogsjaar in 54 v.Chr.).
Verder was er ook nog een algemene opstand van alle Galliërs, onder leiding van
Vercingetorix (7de oorlogsjaar in 52 v.Chr.). Tussenin stak Caesar ook de Rijn
over voor een expeditie in Germanië en de Noordzee voor twee expedities in
Brittannië.
Kaartje van
Gallië
Caesar zelf versterkte door deze veroveringen zeker
zijn eigen politieke positie in Rome. Het is trouwens daarom dat hij zelf van de
oorlog een verslag schreef, de Commentarii de Bello Gallico: ieder van de
8 boeken beschrijft de krijgsverrichtingen van één oorlogsjaar.
Bovendien werden de legioenen door deze langdurige oorlog een geducht
oorlogswapen; het is dan ook met deze soldaten dat Caesar het aandurfde in 49
v.Chr. de definitieve oorlog met Pompeius uit te vechten. Het begin van deze
burgeroorlog situeert zich aan het riviertje de Rubico: toen Caesar deze grens
van het eigenlijke Italië overstak, sprak hij de legendarische woorden
"Alea iacta est" en begon de echte strijd met Pompeius. Deze had
ondertussen veel overwinningen behaald in het oosten van het Middellandse
Zeegebied. Pompeius werd verslagen in Griekenland en werd in Egypte gedood. Zijn
aanhangers werden definitief verslagen in 2 veldslagen in Africa en Hispania en
zo kon Caesar in 45 v.Chr. door de Senaat tot dictator worden aangesteld voor 10
jaar. Maar al op 15 maart 44 v.Chr. werd hij in de senaat vermoord.
Voor Gallië en dus ook voor onze streken betekende de
Gallische oorlog natuurlijk veel ellende - Caesar trad heel dikwijls heel streng
en wreed op tegen opstandelingen! Zo zouden van de 6 miljoen inwoners van het
toenmalige Gallië een kwart gedood of in slavernij zijn weggevoerd! Sommige
stammen werden voor een groot deel uitgeroeid: zo werden de Eburonen volledig
uitgeroeid, de Nerviërs leden heel zware verliezen.
De onderwerping aan Rome zou 4 eeuwen duren, dus tot in de 4de eeuw n.Chr., toen
de Germanen het Romeinse rijk aan zijn noordgrens ernstig begonnen te bedreigen.
Maar de onderwerping aan Romes macht had ook positieve gevolgen: onze gebieden
kenden een lange periode van vrede - de zogenaamde Pax Romana - en ze
ondergingen ook de positieve gevolgen van de Romeinse beschaving. Zo werd er een
goed wegennet aangelegd - de fameuze Romeinse heirbanen - en konden er veel
steden ontstaan, o.a. door de handel die bloeide. De Gallische adel nam de
Romeinse gewoonten over en uiteindelijk gingen ook de gewone mensen Latijn
praten - vandaar dat het zuiden van België en Frankrijk Frans spreken, een taal
afgeleid van het Latijn.
De belangrijkste sporen van de Romeinse
aanwezigheid in ons land kun je nog merken in musea (in Tongeren, de
oudste stad van ons land, in Doornik, Aarlen...), in resten van Romeinse
villa's in het centrum van ons land, en natuurlijk in het feit dat men in
Wallonië Frans spreekt. De Germaanse invallen in de 4de eeuw n.Chr.
maakten dat de Romeinen zich in een eerste periode terugtrokken tot op een
verdedigingslijn die de heirbaan Boulogne - Bavay - Tongeren - Maastricht -
Keulen volgde. De Germanen vestigden zich dan ook vooral ten noorden van deze
heirbaan en verdrongen uiteindelijk het Latijn als taal: zo spreekt men nog
altijd ten noorden van die lijn (die in de loop der eeuwen wel licht verschoof)
een Germaanse taal, het Nederlands, terwijl men ten zuiden van die lijn een
Romaanse taal, het Frans spreekt - een dochtertaal dus van het Latijn.